bn.,
1. op de aarde betrekking hebbende, tot het leven op aarde behorende en daarvan het karakter dragende: aardse machten, goden; aardse lusten; — een aards paradijs, heerlijk lustoord; — het aardse slijk, geld ; — het aardse, het vergankelijke ;
2. aardse kijker, verrekijker die een rechtopstaand beeld geeft (in tegenstelling met de astronomische kijker).