v. (-en), het aanzetten, in ’t bijz.
1. (toonkunst) de wijze waarop men een blaasinstrument aan de mond zet en de lippen plooit om een toon voort te brengen;
2. opzetting, opruiing, ophitsing;
3. het zich vasthechten van neerslag en bezinksel (aan de binnenwanden van een voorwerp);
4. aangezette korst, bezinksel.