m. (-sen),
I. aangroeiing, vermeerdering, toeneming, vergroting; — in aanwas staan (van bomen), voortdurend groeien en daardoor in waarde toenemen; de aanwas der bevolking, het steeds groter worden ; — (recht.) recht van aanwas, recht van een erfgenaam of legataris op vergroting van erfdeel of legaat, ingeval de erfstelling of het legaat aan verscheidene personen gezamenlijk gemaakt is en ten opzichte van enigen der mede-erfgenamen of medelegatarissen geen gevolg kan hebben ;
aanwas van grond, vergroting ten gevolge van aanspoeling ;
2. door aanslibbing of aanspoeling verkregen grond;
3. (gew.) uitwas, gezwel.