1. (tegen iemand) opgewassen zijn, hem kunnen overwinnen ;
2.berekend zijn voor (een taak), tot een goed einde kunnen brengen;
3. in staat zijn te gebruiken (een zekere portie spijs of drank); — veel geld aankunnen, veel geld nodig hebben voor zijn dagelijkse vertering;
4.(Zuidn.) kunnen bereiken: aan die tak kan ik niet aan ; — [geen samenst. is zou ik die jas nog aan kunnen ? kunnen aandoen, met fatsoen kunnen dragen, en: de lamp kan nu wel aan.].
Gepubliceerd op 01-01-2021
Aankunnen
betekenis & definitie