(drong aan, heeft en is aangedrongen),
1. voorwaarts dringen in de richting van iem. of iets, aanstuwen ;
2. bij iemand op betaling, op deugd, plichtsbetrachting aandringen, hem krachtig aansporen, nopen tot; — bij iemand om hulp, om onderstand aandringen, met aandrang verzoeken ;
3. (absol.) met klem trachten gedaan te krijgen, (er) op staan: ik had er niet veel zin in, maar ze drong zo aan dat ik maar toegegeven heb.