(aardde aan, heeft aangeaard), 1. met aarde bedekken (wortels van bomen en planten) of met aarde aanvullen (op rijen staande gewassen); — 2. met aarde toewerpen (gaten in wegen) of versterken; muren aanaarden, de ruimte achter de muren met aarde aanvullen. AANAARDING, v. (-en), 1. de daad van aanaarden ; — 2. het door aanaarden verkregene.
AANAARDPLOEG, m. (-en), ploeg met dubbel rister waarmee men de op rijen geteelde veldgewassen aanaardt; ook gebruikt om aardappelen en bieten te rooien.