Van aalmoes tot zwijntjesjager

Dr. E. Schröder (1980)

Gepubliceerd op 10-04-2020

Vals

betekenis & definitie

Hoe Nederlands het woord vals er ook uitziet en klinkt, het is van Latijnse afkomst. Het Latijnse werkwoord fallere betekent: bedriegen; falsus is: bedrieglijk, onwaar.

Waarschijnlijk zijn de Nederlandse vorm vals en de Duitse falsch via het Oudfrans ontstaan in de tijd van Heinric van Veldeke, dus in de 12e eeuw. Door zijn bemiddeling is dan het woord in de Scandinavische woordenschat opgenomen.De betekenissen van vals zijn vele: onecht (vals geld), onvolkomen (vals licht), onzuiver (vals zingen), ongegrond (valse schaamte), boos (hij werd vals), verkeerd (een valse plooi), nagemaakt (valse tanden) maar toch vooral: bedrieglijk in een of ander opzicht.

< >