Van aalmoes tot zwijntjesjager

Dr. E. Schröder (1980)

Gepubliceerd op 10-04-2020

U

betekenis & definitie

Tot hen met wie wij vertrouwelijk omgaan, zeggen wij: jij; de beleefdheidsvorm is: u. Het vreemde is dat men steeds in onzekerheid verkeert of het werkwoord dat op u volgt, in de tweede dan wel in de derde persoon moet worden gebruikt.

Moet men zeggen: u hebt of: u heeft, u zult of u zal? Deze onzekerheid is heel verklaarbaar. Vroeger luidde het persoonlijk voornaamwoord van de tweede persoon enkelvoud: du. Dit woord leefde nog in de zeventiende eeuw, maar is door hen die de Bijbel in het Nederlands vertaalden, officieel afgeschaft. Het deftige gij vond geen ingang en toen is uit de in kanselarijtaal gebruikelijke vorm Uwe Edelheid (U Edele) een nieuw voornaamwoord gevormd. In Huygens’ gedicht Voorhout komt de vorm U.E. voor, thans hoort men nog wel eens: uwe en uwee. In het verhaal Een onaangenaam mensch in de Haarlemmerhout spreekt een kindermeisje als zij haar omgeving een goed denkbeeld wil geven van haar opvoeding, de aan haarzorgen toevertrouwde kinderen ‘met het plechtige uwé toe’. ‘Foei Franswatje, wat maakt uwé uwees handjes vuil.’ Maar bij Uwe Edelheid hoort de derde persoon. U duidt de tweede persoon aan. Dat is de oorzaak der verwarring.

< >