Het woord smal betekent niet alleen: van geringe breedte (de smalle weg naar de hemel en de brede naar de hel), maar vanouds ook: klein, Engels small. Ook in de betekenis slank komt het woord voor.
Roemer Visscher schrijft: ‘lek kreegh lust om te besoecken dat meysken smal dat mijn sinnekens heeft in haar gewelt (macht)’. Vroeger sprak men van smalle heren voor: leenmannen, vazallen en wij kennen nog de smalle gemeente voor hen die Kuyper de kleine luiden noemde en de smalle beurs voor de weinig kapitaalkrachtigen. Men brengt met smal in verband het Middelnederlandse smale: jonge vrouw dat men dus zou kunnen vertalen als: de ranke, de slanke.