Het woord sloof komt in twee betekenissen voor. Men duidt er zowel een persoon als een kledingstuk mee aan.
Naar de persoon is het woord altijd vrouwelijk en het kledingstuk wordt alleen door mannen gedragen. Dat is vreemd. Wij moeten uitgaan van het werkwoord sloven: trekken, over iets heen of van iets afstropen en vandaar: zwoegen. Vandaar dat sloof betekent: vrouw die veel en zwaar huishoudelijk werk doet en vooral: vrouw op leeftijd die niet meer tegen dat werk opgewassen is, dus: stakker, afgetobde ziel. Als kledingstuk is een sloof: een voorschoot zoals bepaalde werklieden dat vroeger wel droegen, in het bijzonder slagers, wijnkopersknechts e.d. Hun sloof was soms van leer. Er is etymologisch zeker verwantschap tussen sloof: schort en sloop: overtrek om een kussen en tussen sloven en slopen: afbreken.