Van aalmoes tot zwijntjesjager

Dr. E. Schröder (1980)

Gepubliceerd op 10-04-2020

Paradijs

betekenis & definitie

De oorsprong van het woord paradijs moet worden gezocht in het Perzische pairadaeza, dat omheining betekende en vervolgens ook datgene wat door een omheining wordt omsloten, dus: tuin, dierenpark, lusthof. Via het Griekse paradeisos en het Latijnse para-disus is het woord in de kerktaal van vele Europese landen opgenomen.

In de Middeleeuwen noemde men de voorhal van een kerk soms ook het paradijs, omdat daar dikwijls Adam en Eva waren afgebeeld. In het Frans heet deze ruimte le parvis, uit Oudfrans paravis, een bijvorm van paradis. In Nederland sprak men van het parvijs. Met een aan het Hebreeuws ontleend woord noemt men het paradijs ook: de Hof van Eden, maar eigenlijk is Eden de streek waarin de tuin lag.

< >