Eigenlijk is besterven precies hetzelfde als sterven. Men zegt immers dikwijls: Ik bestierf het van het lachen.
Nog niet geheel verouderd is ook de betekenis: hevig schrikken en doodsbleek worden van ontsteltenis. In de Camera Obscura wordt verteld dat het Diakenhuismannetje ‘besturf as een doek’ toen Klein Klaasje zijn geheim ontdekte. En in hetzelfde boek zegt Van der Hoogen: Je moet me eerst wat laten besterven, bedoelend: tot mezelf laten komen. Eigenlijk zegt men dat van vlees dat iets minder vers en daardoor voor de consumptie beter geschikt wordt, als men het korte tijd laat liggen. En Van der Hoogen kwam net uit zijn bed. Heel gewoon is het voltooide deelwoord bestorven in: dat ligt hem in de mond bestorven voor: dat brengt hij steeds weer te pas. En we kennen een onbestorven weduwnaar voor een man wiens vrouw tijdelijk afwezig is.