In vroeger tijd kwam naast bedeesd ook de vorm bedaasd voor en die maakt het gemakkelijk in te zien dat bedeesd verwant is met daas en met het werkwoord dazen, twee woorden die weer familie zijn van dwaas. Dit stemt overeen met de oorspronkelijke betekenis van bedeesd, waaronder men vroeger namelijk verstond: verdwaasd, ontzet.
Vondel zegt dat wie de beeltenis van Frederik Hendrik ziet, bedeesd zal sidderen. De vijand stond bedeesd betekende dan ook: de vijand stond verbijsterd. Later gebruikte men bedeesd ook voor angstig en dan voor: beschroomd, verlegen, de huidige betekenis.Het werkwoord bedezen zelf komt niet voor, evenmin als beschromen, beruchten, belusten enz., waarvan beschroomd, berucht en belust zijn afgeleid.