(D., wet der samentrekking),
1. zwakke, constante stromen, verwekken alleen een geringe samentrekking bij het sluiten van de stroom als de cathode de zenuw of spier prikkelt (KaSZ);
2. stromen van middelmatige sterkte verwekken bij sluiting en opening aan de anode een samentrekking; aan de cathode alleen bij sluiting een sterkere;
3. sterke stromen verwekken aan de anode een sterkere openings- en sluitingstrekking; aan de cathode een geringe openingstrekking (KOZ); bij het clinisch onderzoek, waarbij zwakkere stromen worden gebruikt dan bij dierproeven (Pflüger), vindt men bij zwakke stromen KSZ, bij sterkere ook AOZ en ASZ, bij verdere versterking KS-tetanus en bij zeer sterke KOZ en ASZ en tevens tetanische contractie bij cathodensluiting (KSTe).