Uitheemsche geneeskunde termen

dr. H. Pinkhof (1923)

Gepubliceerd op 26-06-2020

Uterus

betekenis & definitie

(Lat.), baarmoeder. U. arcuatus (Lat., boogvormig gewelfd), baarmoeder met een begin van de vorming van twee hoorns, door een inzinking midden in het bovenvlak.

U. bilocularis (Lat., tweehokkig), = U. septus. U. bicórnis (Lat., tweehoornig), baarmoeder, die, van buiten beschouwd, min of meer volledig in twee helften of horens is verdeeld, die ook geheel of ten dele nog aan elkander verbonden kunnen zijn (uteris bicórnis duplex), of ook te zamen één hals hebben (uterus bicórnis unicóllis). U. bipartltus (Lat., in tweeën gedeeld), baarmoeder met een klein lichaam, dat in twee lange horens uitloopt. U. didélphys, s. U. duplex separat us (Lat., dubbel gescheiden), geheel in tweeën gedeelde baarmoeder, elke helft met een afzonderlijke schede. U. f(o)etalis, U. infantilis, baarmoeder, in ontwikkeling niet verder gevorderd dan tot het fetale of kinderlijke tijdperk.

U. masculinus, = utriculus prostaticus (zie ald.); syn. orgaan van Weber. U. séptus (Lat., door een scheidsmuur gedeeld), baarmoeder, waarvan de holte door een tussenschot geheel in een linker en rechter helft is verdeeld. U. subséptus, uterus septus, waarvan het tussenschot niet de lengte van de gehele baarmoederholte heeft. U. unicornis (Lat., éénhoornig), baarmoeder, die zich uit slechts één gang van M ü l l e r heeft ontwikkeld, zodat alleen de rechter of linker helft tot een hoorn is uitgegroeid en van de andere helft niets of slechts een rudiment aanwezig is.

< >