(trabecula, balkje; car neus, vlezig), dikke spierbundels aan de binnenzijde van de kamers van het hart; syn. lacerti cordis. Trabécula cérebri, = corpus callosum.
T. cinérea(cinéreus, grijs), = commissura grisea. Trabéculae córporum cavernosórum, bindweefselbundels, die het steunweefsel der sponsachtige lichamen vormen. Trabécula crénii (Rathke), een paar balkjes van kraakbeen bij het embryo, ter weerszijden van wat later de sella turcica wordt. Trabéculae lienis, balkjes der milt, bundels van bindweefsel, die van de tunica albuginea naar het binnenste van de milt lopen als steunweefsel. Bijv. nw. Trabeculair.