(Lat., hetgeen wordt opgegeven; van spuo, spuwen), fluim, het slijm uit de ademhalingswegen. S. aeruginósum(aerugo, gen. aeruginis kopergroen), groene fluimen.
S. albuminoldeum, eiwitachtige, kleurloze en doorschijnende fluimen. S. coctum (Lat., gekookt), dun vloeibaar, slijmig-etterig sputum kort voor de genezing van acute bronchitis. S. cróceum (Lat., saffraanachtig), citroengeel sputum in het derde tijdperk der longontsteking. S. c r u d u m (Lat., rauw), het taaie slijm in het begin der acute bronchitis; vgl. S. cruéntum (Lat., bloederig), met bloed vermengd. S. fibrinósum (Lat., vezelstofachtig), sputum met fibrinestolsels, bij croup, longontsteking, enz.
S. fóetidum (Lat.), stinkend. S. fundum pétens (Lat., de bodem zoekend), in het water zinkend. S. g lobos urn (Lat., gebald), als ronde ballen op water drijvend, S. haemoptóicum, uit bloed bestaand; vgl. Haemoptoe. S. lanuginósum (Lat., wollig), sputum, dat in het water klompen met een uitgerafelde oppervlakte vormt. S. nummulatum s. nummulósum (nummulus, munt), muntvormig, ronde schijven vormend in het water of op de bodem.
S. pituitósum (pituita, slijm), waterig slijmig. S. pneumónicum, het roestkleurige sputum bij longontsteking. S. purifórme (pus, gen. puris, etter), etterig sputum. S. pútridum (Lat., rottend), = S. fóetidum. S. rotúndum (Lat., rond), = S. nummulósum. S. rubiginósum (rublgo, gen. ru big in is, roest), = S. pneumonicum. S. rufum (rood), bij pneumonie.
