Uitheemsche geneeskunde termen

dr. H. Pinkhof (1923)

Gepubliceerd op 26-06-2020

Rheumatismus

betekenis & definitie

rheumatische aandoening van gewrichten, spieren, pezen en peesbladen. Door G. de Baillou (1538—1616) onderscheiden van de jicht (arthritis).

R. articulórum acütus, acuut gewrichtsrheumatisme = polyarthritis rheumatica acuta. R. articulórum chronicus, slepend gewrichtsrheumatisme = arthritis rheumatica chronica. R. gonorrhóicus, druiperrheumatisme, gewrichtsontstekingen bij druiper. R. musculorum, spierrheumatisme; vgl. Myalgia rheumatica. R. nodósus (Lat., vol knopen of knobbels), 1.„knobbelrheumatiek”, „rhumatisme noueux”, slepende ontsteking, vooral van de gewrichten der vingers, die tot knobbels misvormd worden; = arthritis deformans (zie ald.); 2. rheumatische aandoening, vooral bij kinderen, die klepgebreken aan het hart hebben, waarbij kleine bindweefselachtige knobbeltjes onder de huid worden gevormd in de nabijheid der gewrichten.

R. scarlatinósus, rheumatoide (zie ald.) bij roodvonk. R. uteri, pijnlijkheid van de baarmoeder, die vermoedelijk berust op spierrheumatisme.

< >