de middellijn van het verlengde merg, waarin de fibrae arcuatae internae elkander kruisen. R. chorioideae, dunne streep in het vaatviies van het oog, rest van de spleet in de foetale oog blaas evenals de rhaphe sclerae.
R. externa córporis caliósi, = striae longitudinalis et medialis corporis callosi; syn. rh. superior. R. Ilnguae, de groeve in de lengte, het midden van de rug der tong. R.medullae oblongátae, = rhaphe zonder meer. R. palati duri, de bleke streep in het midden van het harde gehemelte. R. palpebrális lateralis, buitenwaartse naad van de oogleden; een strook bindweefsel van de musc, orbicularis oculi naar de proc. frontosphenoidalis van het jukbeen, in het verlengde van de buitenooghoek.
R. penis, naad van het mannelijk lid; verdikte lijn, in de middellijn, van de aarsopening tot het toompje der voorhuid; het middengedeelte heet rhaphe scroti, het achterste gedeelte R. perinâei, een littekenachtige streep in de huid op de middellijn van de bilnaad. R. pharÿngis, keelnaad, streep in de middellijn van de achterwand der keelholte. R. pont is, de naad, welke de linker- en rechterhelften van de pons Varoli scheidt. R. ptérygo-mandibularis s. ligamentum pterygo-mandibulare (zie ald.); stevige, bindweefselachtige streng der fascia buccinatoria, tussen de hamuius pterygoideus en de crista buccinatoria. R. sclerae, dunne streep op de harde oogrok; vgl. Rhaphe chorioideae.
R. scroti, naad van de balzak, verdikte lijn over het midden van de balzak; zie Rhaphe penis. R. superior, bovenste naad = stria longitudinalis et medialis corporis callosi.
