1. de voorstelling van een voorwerp met drie afmetingen op een plat vlak, door uit ieder hoekpunt van het voorwerp een loodlijn op dat vlak te doen neerdalen (ook van een vlak op een ander vlak of van een lijn op een andere lijn); in de physiologie, de afbeelding van de voorwerpen der buitenwereld op het netvlies, en omgekeerd het door de geest terugbrengen van de indrukken op het netvlies of andere zintuigen tot voorwerpen in de buitenwereld; de theorie, die het zien op deze wijze verklaart, heet projectie- of empirische theorie;
2. het verschijnsel, dat een prikkel in het verloop van gevoelszenuwen of in het centrale orgaan daarvan door de geest wordt verplaatst naar het uiteinde van die zenuwen; dat bijv. een geamputeerde, door prikkeling van de zenuwen in zijn stomp, iets in zijn vingers of tenen meent te voelen;
3. het naar de geestelijke buitenwereld verplaatsen van inwendige geestesindrukken.