methode van B. G.
Ziedzes des Plantes en Bartelink (1934), om bij de röntgenographie (door beweging van de plaat en de buis ten opzichte van het voorwerp) hetgeen in een bepaald vlak ligt scherp af te beelden, zodat bijv. de ribbenschaduwen het beeld van het binnenste der long niet schaden. Vgl. Subtractie.