op paralysis betrekking hebbend. Paralytische aanvallen, insulten (zie ald.) bij dementia paralytica.
Paralytische borstkas, lange, ongewelfde, smalle borstkas met wijde tussenribsruimten. Paralytische habitus, = paralytische lichaamsbouw; syn. asthenia universalis congenita. Paralytische luxatie, verslapping van een gewricht, doordat de verlamde spieren het niet meer bijeenhouden; syn. Schlottergelenk (D., slingergewricht). Paralytische speekselafscheiding (C. Bernard), aanhoudende afscheiding van dun speeksel uit de glandula submaxillaris na doorsnijding van de chorda tympani.