verlamming, het verlies van het vermogen om een lichaamsdeel, spier of spiergroep te bewegen; ook wordt van gevoelsparalyse gesproken. P. acüta ascéndens, snel toenemende verlamming door een omhoogstijgende ontaarding van het ruggemerg; syn. verlamming van Landry.
P. égitans (agito, bewegen), schud- of sidderverlamming, waarbij de ledematen voortdurend in trillende beweging verkeren; syn. ziekte van Parkinson, chorea festinans s. procursiva (festino, haasten; procurro voorwaarts lopen); Eng. shaking palsy. P. altérnans s. cruciéta, afwisselende of gekruiste verlamming; zie Hemiplegia alternans. P. generalis, algemene verlamming; syn. dementia paralytica. P. glossopharýngo-larýngo-labiáIis, verlamming van de tong, de keelholte, het strottenhoofd en de lippen; syn. bulbaire verlamming (zie ald.). P. inféntum, kinderverlamming; syn. poliomyelitis anterior acuta. P. myopáthica, spierverlamming veroorzaakt door een aandoening van de spieren, en niet van de zenuwen.
P. progressiva, zich uitbreidende verlamming; syn. dementia paralytica. P. puerperâlis, zie Paralysie obstétricale. P. saturnina, loodverlamming; vgl. Saturnismus; vooral bij schilders (vgl. Painters’ palsy). P. spinal is (spina, doorn, ruggegraat), verlamming, waarvan de oorsprong in het ruggemerg ligt.
P. spinális ascéndens. = P. ascendens. P.spinális infántums. infantilis, = P. infantum. P. spinilis spastica, P. spinalis, gepaard gaande met tonische spierkrampen (Erb 1875).