(Lat., juk, verhevenheid). Juga alveolaria, verhevenheden aan de buitenzijde van de alvéoli (tandkassen) op de processus alveolaris (zie ald.) van het bovenkaaksbeen en de pars alveolaris van het onderkaaksbeen.
Jüga cerebralia, de verhogingen aan de binnenzijde van de schedel, beantwoordende aan de groeven der hersenen. Jügum petrósum, = eminentia arcuata, zie ald. j. sphenoidale, het voorste deel van de bovenvlakte van het wiggebeenslichaam.