Uitheemsche geneeskunde termen

dr. H. Pinkhof (1923)

Gepubliceerd op 26-06-2020

Incisúra

betekenis & definitie

insnijding, inkerving. I. acetabuli, de insnijding van het acetabulum (zie ald.) nabij het foramen obturatum.

I. angularis, zie Plica pancreatica angularis. I. auris anterior, voorste insnijding van het oor, tussen crus helicis en tragus. I.cardiaca, insnijding van de voorrand der linker long, beantwoordend aan het hartezakje. I. cartilaginismeitusacüstici externi (Santorini), aan de vóór- en benedenwand van het kraakbeen van de gehoorgang. I. cerebélli ant., post., aan de voor- en achterrand der kleine hersenen. I. clavicularis, gewrichtsvlakte aan de hoeken van de bovenrand van het borstbeen, waarin het uiteinde van het sleutelbeen wordt opgenomen.

I. cordis, gleuf aan de punt van het hart, het onderste uiteinde van de sulcus longitudinalis ant. Incisúrae costales, groeven voor de ribben-kraakbeenderen aan de zijranden van het borstbeen. I. ethmoidalis, insnijding ter opneming van de zeefplaat van het zeefbeen; gevormd door de binnenranden van de pars orbitalis en de pars nasalis van het voorhoofdsbeen. I. fibuléris, uitholling voor het ondereinde van het kuitbeen in het ondereinde van het scheenbeen. I. frontalis, in de schub van het voorhoofdsbeen, voor de arteria, vena en nervus frontalis. I. interarytaenoidea, insnijding der plica interarytaenoidea (zie ald.).

I. interlobaris, spleet tussen de lobben der longen. I.intertragica, tussen tragus en antritragus van de oorschelp. I. ischiidica maior, minor, insnijding van het heupbeen boven en beneden de spina ischiadica. I.jugularis, strotader-insnijding, a. aan de benedenvlakte van het rotsbeen, b. aan het voorste gedeelte van de zijrand van het achterhoofdsbeen, c. in de bovenrand van het handvatsel van het borstbeen. I. lacrimalis, insnijding voor de traanzak, aan de binnenrand van de oogkuilsoppervlakte van het bovenkaaksbeen. I. mandibulae, onderkaaksinsnijding tussen de beide uitsteeksels van de tak van het onderkaaksbeen.

I. mastoidea, tepelbeeninsnijding aan de binnenvlakte van het tepelbeen. I. nasalis, neusinsnijding aan de binnenrand der voorvlakte van het lichaam van het bovenkaaksbeen. I. péllii (pallium, mantel), = fissura longitudinalis cerebri. I. parietalis, wandbeeninsnijding tussen de bovenrand van het rotsbeen en de schelp van het slaapbeen. I. pterygoldea, = fissura pterygoidea. I. radius, spaakbeensinsnijding; gewrichtsvlakte aan de buitenzijde van de proc. coronoideus ulnae voor het kopje van het spaakbeen.

I. R i v i n i, = I. tympanica. I. Santorini, = I. cartilaginis meatus auditorii ext. I. scapulae, insnijding van het schouderblad, aan de bovenrand. I. semilunaris, halvemaanvormige insnijding; uitgeholde gewrichtsvlakte tussen de ellepijp en de katrol van het bovenarmsbeen.

I. sphenopalatlna, tussen het oogkuilsuitsteeksel en het wiggebeensuitsteeksel van het gehemeltebeen. I. su p rao r b i tal is, insnijding in het naar het middenvlak gelegen derde gedeelte van de oogkuilsrand van het voorhoofdsbeen. I. tentórii, de halvemaanvormige insnijding aan de voorrand van het tentorium cerebelli (zie ald.). I. terminalis auris, eind-insnijding van het oor, tussen de achtervlakte van het kraakbeen van de gehoorgang en dat van de oorschelp. I. thyreoídea inf.,sup. onderste, bovenste inkerving van het schildkraakbeen. I. tympanica (Rivini), inkerving in de bovenomtrek van de annulus tympanicus.

I. ulnar is, gewrichtsvlakte voor de ellepijp aan het benedeneinde van het spaakbeen. Incisúrae vertebrales, insnijdingen in de boven- en benedeneinden van de wortels der wervelbogen, welke paarsgewijze een gat vormen, het foramen intervertebrale, voor de ruggemergszenuwen.

< >