(Lat., inplanting),
1. plaatsing van weefsels of weefseldelen in het lichaam, vooral het plaatsen van tanden in de tandkassen; vgl. Explantatio, Transplantatio;
2. het zich vastzetten van het ei in het slijmvlies van de baarmoeder;
3. het inbrengen van vaste geneesmiddelen onder de huid of in inwendige organen.