(physioloog te Leipzig, 1834— 1918). Valproef van H., onderzoek naar het stereoskopische zien, doordat men de proefpersoon door een buis naar een naald laat kijken en balletjes vóór en achter deze laat neervallen; hij moet dan opgeven, waar hij het balletje ziet vallen.
Of door de patiënt drie staafjes, waarvan onder- en boveneind onzichtbaar zijn, te laten verschuiven tot zij hem even ver van het oog verwijderd schijnen (staafjesproef). Theorie van het zien van kleuren, kleurgewaarwording is het gevolg van de ontleding of het herstel van de „gezichtsstof” (Sehsubstanz) der bij het zien geprikkelde zenuwmassa. Wet van H.— Breuer, zelfregeling der ademhaling.