(Lat.), hart. C. adipósum (adeps, vet), vethart.
C. biloculare (bis, tweemaal, loculus, afgesloten ruimte), een hart, dat slechts uit één kamer en één boezem bestaat, doordat het tussenschot ontbreekt. C. bovlnum (bos, rund), s. taurlnum (taurus, stier), ossenhart, buitengewoon vergroot en verdikt hart. C. hirsütum (hirsutus, harig), = C. villosum. C. mobile (mobilis, beweeglijk), zwerfhart, hart met overmatige beweeglijkheid. C. péndulum (pendulus, afhangend), loodrechte stand van het hart bij enteroptose (lage stand van het middenrif) bij lange smalle borstkas (Wenckebach); syn. dropping heart, zakkend hart. C. pulmonale, vergroting van het hart bij vernauwing van de longslagader.
C.triloculare, hart met drie ruimten, twee boezems en één kamer, C. tr. biatriale, Syn. Ziekte van Roger, (zie Aanhangsel), zelden twee kamers en één boezem. (C. tr. biventriculare). C. villósum s. hirsútum (villus, vlok), hart met vlokken, vlokkige afzettingen van fibrine op het hart bij ontsteking van het hartezakje.
