(contactus),
1. aanraking.
2. inrichting om (electrisch) contact teweeg te brengen.
3. (contactus, aangeraakte) persoon, die met een besmettelijke ziekte in aanraking is geweest.
4. in de leer van het dierlijk magnetisme, die toestand waarin magnetiseur en sujet beweren, fluïdieke voeling met elkaar te hebben. C. glas een doorschijnend plaatje van glas of kunsthars, dat nauwkeurig past op het hoornvlies, aanbevolen bij onregelmatig astigmatisme. Zie Haptiek. C. infectie, besmetting door aanraking.