(compensatio, het tegen elkander afwegen), vereffening, wederzijdse opheffing van twee even grote, doch in tegengestelde richting werkende krachten. In de ziektekunde, opheffing ener stoornis door toeneming of wijziging ener werking op een andere plaats, meestal gebezigd bij klepgebreken van het hart; de gevolgen ener vernauwing der aorta worden „gecompenseerd” door versterkte spiergroei van de linker hartekamer.
C.-methode (Poggéndorff), meting van een electromotorische kracht door vergelijking met een bekende andere kracht, die, in tegengestelde richting werkend, in de stroomkring wordt ingeschakeld, en welke men gemakkelijk kan versterken of verzwakken. Zijn beide krachten gelijk, dan wordt de stroomsterkte (gemeten met een galvanometer) nul, vandaar ook de naam „nulmethode”. C. stoornis, stoornis, ontstaan doordat de compensatie tekortschiet, bijv. stuwing, cyanose, verschijnselen van de kant der hersenen en longen bij compensatiestoornis (syn. decompensatie, een niet aanbevelenswaardige uitdrukking) van het hart. In de psychiatrie (Jung) de aanvulling, die het onderbewustzijn, onafhankelijk van de wil, geeft in de droom bij hetgeen iemand bewust openbaart omtrent zijn karakter.