(Lat.), hals. C. anatómicum htimeri, ondiepe gleuf rondom de kop van het opperarmbeen, welke plaats in ontleedkundig opzicht van belang is, evenals in heelkundig opzicht het C. chirtirgicum htimeri, gleufvlak onder de beide tubercula van het opperarmbeen.
C. dentis, tandhals, het door tandvlees omgeven gedeelte van de tand. C. folliculi pili, hals van het haarzakje, het vernauwde gedeelte vlak onder de uitmonding der smeerklier. C. mandibulae, hals van de onderkaak, het ingesnoerde gedeelte onder het gewrichtsuitsteeksel. C. óbstipum, scheve hals. C. scapulae, hals van het schouderblad, middenwaarts van de gewrichtsvlakte. C. úteri, hals van de baarmoeder.