(Lat., spijker), eksteroog, likdoorn. In vroegere oogheelkundige geschriften ook: spitse prolapsus iridis (zie ald.).
C. hystericus, borende hoofdpijn, alsof een spijker wordt ingedreven op een plek, naast de pijlnaad, bij hysterie. C. phthísicus, vgl. Clou. C. syphiliticus (Lewin), een roodachtige bruine, eeltachtige syphilitische papel in de handpalm of aan de voetzool.