(Fr.), benaming, door Laennec gegeven aan een leverziekte, waarbij toeneming van het insticiële weefsel gepaard gaat met schrompeling van het parenchym en tevens de lever door vet of galkleurstoffen een gele kleur aanneemt. Tegenwoordig noemt men cirrhóse iedere verharding van een parenchymateus orgaan, waarbij het bindweefsel ten koste van het parenchym is toegenomen.
C. cardiaque, ievercirrhose ten gevolge van stuwing bij onvoldoende arbeid van het rechter hart. C. cardiotuberculeuse (Pick 1896, Hutinel, 1893), adhaesieve pericarditis met Ievercirrhose. C. hypertrophique avec ictère sans ascite, zie Cirrhosis hypertrophica biliaris. C. mixte, gelijktijdig atrophische en biliaire levercirrhose, waarbij dus stuwing in het poortadergebied naast sterke geelzucht wordt waargenomen.C.pigmentaire, levercirrhose met bruine verkleuring der huid; vgl. Diabete bronzé.