(Lat., enkelv. ci I i u m),
1. de ooghaartjes;
2. trilharen, fijne haarvormige uitsteeksels van het cellichaam van zekere protozoën en van de cellen van verschillende organen (trilhaar-epitheliumcelien), welker uitsteeksels een eigenaardige trilbeweging bezitten. C.-pincet, ooghaartangetje, om verkeerd gegroeide oogharen uit te trekken (epileerpincet).