Uitheemsche geneeskunde termen

dr. H. Pinkhof (1923)

Gepubliceerd op 25-06-2020

Bronchiaal

betekenis & definitie

betrekking hebbende op de bronchi. B. asthma, vgl.

Asthma. B. ademen, pijpgeruis, het geruis, dat door de ademhaling in de luchtpijp en de grote bronchi wordt voortgebracht, en dat men ongeveer kan nabootsen door met open mond de scherpe g te fluisteren; men hoort het bij gezonden, voortgeleid van luchtpijp en bronchi, tussen de schouderbladen; als ziekteteken bij verdichting van de long en bij holten in de long, die nabij de borstwand liggen, en met de bronchi in open samenhang staan. B. afgietsel, een samenhangend stuk gestolde, fibrineuse afscheiding uit de bronchi bij bronchiale croup (zie beneden), dat de vorm der bronchi behouden heeft. Bronchiale boom, de boomvormige figuur, gevormd door de bronchi met al hun vertakkingen. Bronchiale catarrh, catarrhale ontsteking van het slijmvlies der bronchi.Bronchialecrisis, hoestaanval bij ruggemergstering. Bronchiale croup, fibrineuse ontsteking der bronchi, waarbij bronchiale afgietsels kunnen ontstaan. Bronchiale fremitus, bronchusgetril, het trillen dat de op de borstwand gelegde hand kan waarnemen bij uitgebreide bronchiale catarrh, als voelbaar begeleidend verschijnsel van de reutelgeruisen. Bronchiale klieren, 20—30 lymphklieren, die tegen de bronchi aanliggen en lymphvaten uit longen en bronchi opnemen; worden vaak (primair?) door tuberculose aangetast. Bronchiale steen, verkalkte, ingedikte afscheiding der bronchi.

< >