Uitheemsche geneeskunde termen

dr. H. Pinkhof (1923)

Gepubliceerd op 25-06-2020

Angína

betekenis & definitie

(Celsus) (ango, vernauwen, omsnoeren), beklemming, meestal keelpijn. Gewoonlijk gebruikt voor amandelontsteking.

In ruimere zin iedere met beklemming gepaard gaande ziekte, bijv. Angina péctoris. A. abdóminis, zie Dyspragia intestinalis intermittens. A. cantatórum, clericórum, chronische keelcatarrh der zangers, der geestelijken. A. catarrhalis, gehemeltecatarrh. A. croupósa, diphthérica, zie Diphtherie.

A. exsudatlva ulcerósa, zie A. ulceromémbranósa. A. follicu laris, verettering van enkele folliculi der amandelen (volgens Mink eerder een fibrine-uitzweting in de follikels). A. gangraenósa, versterf van het zachte gehemelte, zeer zelden primair als een soort noma (zie ald.), meestal gevolg van hevige phlegmoneuse angina, ook bij roodvonk en diphtherie. A. I a c u n a r i s, met vorming van lichtgele vlekken of proppen in de nissen (lacunae) der amandelen. A.

Ludovici (beschreven door Ludwig 1836), zeer acute ontsteking, meestal met verettering, vaak met versterf van het celweefsel onder de kin, die soms epidemisch voorkomt. Syn. Phlegmone colli profunda, Cynanche sublingualis s. cellularis maligna gangraenósa, Pseudo erysipelas subtendinosa colli. A. monocytótica, goedaardige A., waarbij veel monocyten (zie ald.) worden gevonden in het bloed, met beslag op de amandelen, grote lymphklieren en enig uitslag. A. necrótica, A. met grijsachtige witte verkleuring der amandelen, welke op necrose berust. A. péctoris, hartkramp, hevige pijnaanvallen in de streek van het borstbeen en het hart, gewoonlijk uitstralend over de linker helft der borst en de linker arm, en gepaard met een eigenaardig gevoel van angst, meestal ook met bleekheid, koud zweet, verandering in de werking van het hart.

Zie Stenocardie. De Fransen maken onderscheid tussen A n g i n e d’effort (aanvallen bij inspanning), A. de décubitus (in liggende houding) en A. ambulatoire (onder het lopen). A. phlegmonosa (suppu ratlía), keelontsteking met ettervorming in het bindweefsel, gewoonlijk slechts aan éne zijde, meestal tussen de amandelen en de voorste gehemelteboog (peritonsillair absces). A. potatórum, chronische keelcatarrh der drinkers. A. tonsilléris, amandelontsteking, syn. Tonsillitis, Amygdalitis; zie A. lacunaris en follicularis.

A. ulceromembranicea (Plaut 1894, Vincent 1896), door bepaalde spoelvormige bacillen en spirochaeten veroorzaakte ulcererende amandelontsteking, soms bijverschijnsel ener algemene mondontsteking. Syn. Angina ulcerósa, Diphtheroides, Chancriforme, Spirochaetobacillaris, of A. van Plaut-Vincent. A. vertebralis Hippocratis, zie Abscessus retro-pharyngealis.

< >