zuurzak [bepaalde vrucht]. Met deze naam noemt men thans in Nederlands-Indië algemeen de nangka, de vrucht van Artocarpus integrifolia. Dat hij echter zeer ongepast is, kan blijken uit iedere goede beschrijving van de vrucht, bijvoorbeeld uit de volgende bij Valentijn, III, 1, p. 160: ‘Deze vrugt is van groote en dikte als een lange watermeloen, zijnde omtrent anderhalve voet en ook wel langer, en wel zoo dik als een man boven aan zijn dije is [...] Zij smaken zeer zoet, ten deele als zoete limoenen en ook wel wat na honig.’ Heeft dus al de vorm van de vrucht enige overeenkomst met een zak, er is geen enkele reden om haar zuurzak te noemen.
Doch bij onze oude schrijvers leest men ook niet zuurzak, maar soorsak, en wij schijnen hier wederom een voorbeeld te hebben van die verbastering van vreemde woorden, om ze een meer Nederlands voorkomen te geven, waaraan wij klapper voor kalapa en een aantal dergelijke (zie kaalkop) verschuldigd zijn. Valentijn, p. 159, noemt de Artocarpus integrifolia de Soorsakboom, schrijft soorsak cursief als een vreemd woord, noemt als soorten de Biloelang-soorsak en de Brij-soorsak (de laatste dus genoemd omdat zij papachtig is), en geeft niet de minste aanleiding om te denken dat hij soorsak voor een Nederlands woord houdt. Anders echter Rumphius, Amboinsch Kruydboek, deel I, p. 105, die van deze vrucht sprekende zegt: ‘Naam, in ’t Latijn, Saccus arboreus major, bij onze Duitsche soorzak of schorzakken, omdat ze wel een schorre of ruige zak gelijken.’ Doch in deze verklaring schijnt Rumphius mij in twee opzichten de taal geweld aan te doen: vooreerst door soor, zonder opheldering, met schor te verwisselen; ten tweede door aan schor in het algemeen de betekenis van ‘ruw, ruig’ toe te kennen, terwijl het, voorzover ik weet, alleen in de uitdrukking schorre (dat is ruwe, kale, steile) kusten, een zeemansterm, in het dagelijks leven onbekend, een betekenis heeft die daarnaar zweemt. Soorsak heeft een geheel onnederlands aanzien, en daar alle pogingen om het woord in enige taal of dialect van Insulinde weer te vinden tot hiertoe vruchteloos zijn gebleven, ligt het voor de hand te gissen dat de naam uit Hindoestan zal afkomstig zijn. De Malayalam naam van deze vrucht is echter jaka of jakka, waarvan het Engelse jack, jackfruit. Ook deze naam jaka komt bij onze oude schrijvers voor, bijvoorbeeld bij Van Linschoten, Itinerario, p. 73 (die Iaqua of Iaacca schrijft); Nieuhoff, Gezandschap aan den grooten Tatarischen Khan, deel II, p. 146; Batavia in derzelver gelegenheid, deel IV, p. 39.
Het verdient uit dien hoofde opmerking dat de Engelsen de uit West-Indië afkomstige An[n]ona’s, die sedert lang naar Oost-Indië zijn overgebracht, onderscheiden in custard-apple (An[n]ona squamosa), sweet-sop (An[n]ona reticulata), en sour-sop (An[n]ona muricata). Zie Drury, Useful plants of India, p. 44. Als enigszins overeenkomende met de inlandse Nangka, maar door de Hollanders ingevoerd, noemt men de An[n]ona muricata in Indië Nangka welanda of hollanda (Hollandse nangka). De naam soursop, verbasterd tot soorsak en vervolgens tot zuurzak, schijnt door Rumphius, Valentijn en hun opvolgers op de ware inlandse Nangka te zijn overgebracht. De vrucht van An[n]ona muricata heeft werkelijk een zuursappig, verfrissend vlees. Zie Bisschop Grevelink, Planten van Nederlandsch-Indië, p. 28.
Gepubliceerd op 15-08-2017
zuurzak 1
betekenis & definitie