Verklarend woordenboek Nederlands-Indië

Pieter Johannes Veth (2003)

Gepubliceerd op 15-08-2017

bouw 1

betekenis & definitie

bouw [veldmaat]. Bouw is de zeer gebruikelijke, ook in Nederland algemeen bekende, verhollandste vorm van het Javaanse bahoe, synoniem met het ons minder bekende karjô. Bahoe betekent oorspronkelijk: zoveel akkergrond als één man met zijn gezin bewerken kan; maar toen wij begonnen zijn ons met de grond van de Javanen te bemoeien, hebben wij ons ook hun landmaat min of meer toegeëigend en niet alleen haar naam vernederlandst, maar ons ook veroorloofd haar waarde nauwkeuriger te bepalen. Een bouw wordt thans in alle gouvernementsstukken gerekend op 500 vierkante Rijnlandse roeden. Het is zeer nodig op de Javaanse oorsprong van dit woord opmerkzaam te maken, daar de onkundige licht geneigd zou zijn het voor een echt Nederlands woord, in de zin van een stuk ‘bebouwde’ grond, aan te zien.

Een moeilijker vraag is het, hoe het woord bahoe, dat eigenlijk ‘arm, bovenarm, schouder’ betekent, en die betekenis in het Maleis steeds behoudt, in het Javaans in die van een grote landmaat is kunnen overgaan. Misschien is men aan het woord de betekenis van ‘de kracht van een arm’, ‘de kracht van een man’ gaan hechten, en vandaar vervolgens die van een stuk land, waarvoor, als er werkbare of weerbare mannen gevorderd werden, de kracht van één man, dus één man, moest gesteld worden. Men herinnere zich hierbij dat de herendienstplichtigheid op Java, volgens oude herkomst, aan het bezit van de grond verbonden was.

< >