atap [dakbedekking]. Atap, Maleis en atĕp, Javaans en Soendaas, schijnt oorspronkelijk in het algemeen ‘dak’ of ‘dakbedekking’ te betekenen; men spreekt daarom ook van de atap, of het dak, van een Javaanse kar (pedati). Wanneer men dus, zoals dikwijls gebeurt, het alang-alanggras of de nipah-bladeren atap noemt, heeft dit geen betrekking op de planten, maar op het materiaal voor dakbedekking dat zij opleveren. Atap is nooit een plantennaam. De uitdrukking ‘een dak van atap’ of ‘een atappen dak’, dikwijls door Europeanen gebruikt, is daarom ook eigenlijk niet juist, want wie zal van ‘een dak van dakbedekking’ spreken. Zij is echter enigszins verschoonbaar en brengt althans geen misverstand teweeg, omdat het gebruik gewild heeft dat atap, ook door de inlanders, gebruikt werd voor het gewone dakmateriaal dat in sommige streken het nipah-blad, in andere het alang-alanggras is, en dat in tegenstelling tot de daken vervaardigd van sirap, kleine houten plankjes of platte stukjes bamboe, op de wijze van onze dakleien geplaatst, en van talahab of gekloofde bamboeleden, waarvan eerst een laag met de holle en dan een met de bolle zijde naar boven op het dakgeraamte gelegd wordt.
Inloggen
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Favorieten
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen:
- Je eigen Ensie account
- Direct toegang tot alle zoekresultaten
- Volledige advertentievrije website
- Gratis boek cadeau als welkomstgeschenk