Verklarend woordenboek Nederlands-Indië

Pieter Johannes Veth (2003)

Gepubliceerd op 15-08-2017

amper 1

betekenis & definitie

amper [bijna]. Evenals over kras denk ik over het bijwoord amper, thans gewoonlijk bij ons gebruikt in de zin van ‘nauwelijks, ternauwernood’. Ofschoon mij bekend is dat prof. De Vries, onze grote taalkenner, na ampel beraad een ander gevoelen is toegedaan, schijnt mij toch zoveel voor de herkomst van dit woord uit het Maleis te pleiten, dat het mij wenselijk voorkomt mijn gronden aan de toetsing van mijn lezers te onderwerpen.

Het Maleise woord dat ik op het oog heb, is hampir of ampir, waarvan de beste woordenboeken van die taal de betekenissen aldus opgeven: ‘nabij, dichtbij, naast, bijna’ of als werkwoord ‘nabijkomen, naderen’. Het woord schijnt het eerst, en geheel in de oorspronkelijke betekenis, naar de Kaap de Goede Hoop te zijn overgebracht, hetzij door de matrozen in dienst van de Compagnie die de Kaap als verversingsplaats bezochten, hetzij door de Maleiers als kolonisten, die op last van de Compagnie naar Afrika werden overgebracht om er de bodem te helpen ontginnen. Die Maleiers, die nog een vrij talrijke en de meest geachte klasse onder de gekleurde rassen in de Kaapkolonie vormen, hebben, ofschoon zij merendeels aan de islam zijn trouw gebleven, de Hollandse taal en vele Hollandse gebruiken aangenomen. Hun taal is ongeveer als die van de Hollandse boeren van Zuid-Afrika. Onze reiziger in Oost-Afrika, de heer Hendrik P.N. Muller, ontmoette er enigen in de Nederlandse factorij te Zanzibar, die voornemens waren de bedevaart naar de Ka’ba te verrichten. Toen zij hem met zijn gezelschap Hollands hoorden spreken, toonden zij zich geneigd tot een praatje en verzekerden hem: ‘ons is slamsche menschen; ons wil na Mekka, maar ons hèt geen geld nie’ (zie zijn ‘Bezoek aan de Delagoa-baai en de Lydenburgsche goudvelden’, in Eigen Haard, 1887). De wegen waarlangs Maleise woorden naar Zuid-Afrika konden komen, zijn ons dus goed bekend, en het behoeft ons niet te bevreemden in de taal van de Boeren Maleise woorden, zoals banjak (veel), tjambok (zweep of karwats) en andere aan te treffen. Van amper, en wel uitdrukkelijk in de betekenis van ‘bijna’, zijn de volgende voorbeelden aan de Afrikaander literatuur ontleend: ‘Van Engels en Frans, wat een mensch dit zou verwag, krij jij amper gen woorden in ons taal nie’ (Th. Tromp, Herinneringen uit Zuid-Afrika, p. 173). ‘Hulle kan amper net so vinnig loop a’s een pert’ (Tijdschrift van het Aardrijkskundig Genootschap, deel V, p. 181).

Naar Europa overgebracht schijnt het woord zijn betekenis allengs enigszins gewijzigd te hebben, ofschoon het aan sporen van de oorspronkelijke betekenis ‘bijna’ niet geheel ontbreekt. Nog zeer onlangs hoorde ik een dame het woord in die zin bezigen, en daar dit mijn aandacht trok, vroeg ik haar wat zij ermee bedoelde, waarop zij onmiddellijk ‘bijna’ ten antwoord gaf. Van Dale geeft in zijn Nederlands woordenboek zowel ‘bijna’ als ‘nauwelijks’ op en Heremans in zijn Nederlands-Frans woordenboek onderscheidt uitdrukkelijk twee betekenissen: 1. nauwelijks, à peine; 2. bijna, presque. Ik merk hierbij op dat Heremans als Vlaming en Van Dale als bewoner van Staatsvlaanderen ook voor het Zuid-Nederlands goede autoriteiten zijn.

De overgang van betekenis van ‘bijna’ tot ‘nauwelijks’ is zeker niet van dien aard dat zij ernstige twijfel aan de juistheid van mijn verklaring kan wekken. Er bestaat ongetwijfeld verschil, maar hoe de ene soms schier onmerkbaar in de andere overgaat, blijkt bijvoorbeeld uit een frase als ampir siang ‘even voor de dageraad’, die ons ‘als ’t amper dag is’ al zeer nabij komt. De bezwaren van prof. De Vries tegen mijn verklaring betreffen dan ook minder deze wijziging van betekenis als het menigvuldig gebruik dat van amper en amperkens overal in Zuid-Nederland gemaakt wordt. Dat algemeen gebruik in België acht hij met een Maleise oorsprong moeilijk verenigbaar en brengt hem tot de mening dat amper op Nederlandse bodem ontstaan is. Hoe hij zich het ontstaan voorstelt, zal men weldra kunnen lezen in de nieuwe aflevering van het grote Woordenboek der Nederlandsche Taal, die thans op de pers is.

Ik erken dat ook mij het algemeen gebruik van amper in Zuid-Nederland, als het werkelijk Maleis is, zeer bevreemdt, maar veroorloof mij toch nog een kleine opmerking die de waarde van de tegenwerping wel enigszins vermindert. In het Dictionarium Teutonico-Latinum van Kiliaan, waarvan de eerste uitgave in 1574 te Antwerpen verscheen, komt amper als bijwoord, hetzij in de zin van ‘bijna’ of ‘nauwelijks’, nog niet voor. Mag men hieruit niet opmaken dat het gebruik van dit woord in België niet oud is, en in verband daarmee de gissing wagen dat het door Antwerpse of andere Vlaamse matrozen die aan de eerste tochten van de Nederlanders naar Oost-Indië hebben deelgenomen, daar het eerst is in zwang gebracht?

< >