een weekendje weg gaan
We waren met de hele familie op weekend in de Ardennen (al mijn broers en zussen en hun wederhelften en kinderen, in totaal met negentien). Een paar dagen continu in haar nabijheid liet ons zien hoe ver de ziekte al gevorderd is.
(Erwin Mortier, Gestameld liedboek)
Belgisch-Nederlandse Standaardtaal
Gepubliceerd op 21-07-2020
op weekend gaan
betekenis & definitie