verdomme, godver (informeel)
Hoeveel van die kalveren zitten er in?' vroeg Dondeyne. 'Dedju, dedju,' riep Baekelandt. 'Gij zijt een geestigaard. Gij peinst zeker dat een koe een fabriek is? Dat ga ik straks aan Trees vertellen. Dedju, dedju.'
(Hugo Claus, Het verdriet van België)
‘Dedju...' vloekte de broer van Juffrouw Veegaete. Het televisietoestel gonsde en toeterde alsof het met alle macht een niesbui onderdrukte. Het beeld trok in kronkels enbochten over het scherm.
(Erwin Mortier, Marcel)
Verkorte vorm van 'nondedju' ('nom de Dieu').
Belgisch-Nederlandse Standaardtaal
Gangbaarheid: 2
Vlaamsheid: 5
Gepubliceerd op 21-07-2020
dedju
betekenis & definitie