tegen de muren opvliegen, heel onrustig zijn (informeel)
Alle dagen vroeg opstaan om te bidden, het zou niet voor mij zijn. Na drie weken zou ik de muren op lopen.
(Het Nieuwsblad)
Ja, en achter zijn rug hoort hij het grinniken van Jean, het regent en er hangen grauwe wolken, hij wil weer de muren oplopen en hij gaat bij Bernard.
(Louis Paul Boon, De voorstad groeit)
Belgisch-Nederlandse Standaardtaal
Gepubliceerd op 21-07-2020
de muren oplopen
betekenis & definitie