Total Dutch

Ton Spruijt (1999)

Gepubliceerd op 08-10-2020

Dutch English

betekenis & definitie

Nederengels, ofwel de toevloed van (leen)woorden uit het Engels en het Amerikaans in het Nederlands taalgebruik. Waren voorheen Engelse termen voornamelijk usance bij sport en spel van Engelse en Amerikaanse oorsprong, alsmede in het internationaal handelsverkeer, tegenwoordig kan men zonder redelijke kennis van de Engelse taal geen computer bedienen en geen uitzendingen van populaire radioen televisiezenders volgen.

Zelfs in de winkelen uitgaanscentra waant de Nederlander zich in het buitenland.Voorbeelden van Dutch English (zie ook Yankee Dutch):

deleten-deletete-gedeletet doorhalen, schrappen, (uit)wissen, weglaten, wegwerken, verwijderen, (doen) vervallen, doorhalen, (er)uithalen, couperen managen-managede-gemanaged besturen, leiden, leiding geven, bestieren, uitvoeren, regelen, toezien, beleid of bewind voeren saven-savede-gesaved veiligstellen, bewaren, opslaan, zeker stellen, in het geheugen plaatsen, memoreren teaën-teade-getead theeën(!), theedrinken, aan de thee zitten, op theevisite gaan of zijn updaten-updatete-geüpdatet bijwerken, bijpraten, actualiseren, moderniseren, herzien, aanvullen, vernieuwen, (iemand) op de hoogte brengen of stellen upgraden-upgradede-geüpgraded bevorderen, verhogen, promotie verlenen (promoveren), opwaarderen, opvijzelen, verbeteren, veredelen penantie niet-erkende (!) vorm van penalty, strafschop, elfmetertrap, komende uit het straatvoetbaljargon ‘Avanti-avanti, drie corners penantie!’

< >