(Fr.: géographie; Du.: Géographie; Eng.: geography), of aardrijkskunde, de verzamelnaam voor een aantal meer of minder op zichzelf staande wetenschappen die studie maken van de ruimtelijke orde die in allerlei natuurlijke (fysische geografie) en ook economische, historische en cultuurlijke (sociale geografie) verschijnselen van en op het aardoppervlak valt te onderkennen.
Deze ruimtelijke orde berust primair op het feit dat de meeste verschijnselen alle hun eigen verspreidingsgebieden bezitten (beginsel van de territorialiteit). De geografen hebben aanvankelijk volstaan met de ruimtelijke (territoriale) verspreiding en verscheidenheid dezer verschijnselen vast te leggen en in kaarten weer te geven (waaruit de kartografie is voortgekomen). Weldra hebben zij ook naar verklaringen ervan gezocht: de geografie als verspreidingsleer. Dit onderzoek is evenwel in de loop der tijden goeddeels overgenomen door wetenschappen die zich op de bestudering van de desbetreffende verschijnselen als zodanig toeleggen.De ruimtelijke orde die de geografische wetenschappen beschrijven en verklaren, berust in het bijzonder op het feit dat velerlei fysische en sociale verschijnselen ruimtelijk (regionaal) op verschillende wijzen met elkaar samenhangen en daarmede het aanzien geven aan afzonderlijke regio’s (beginsel van de regionaliteit). Van oudsher is de belangstelling der geografen vooral uitgegaan naar de specifieke kenmerken van regio’s, op grond waarvan deze van andere ruimtelijke eenheden kunnen worden onderscheiden: de geografie als wetenschap der gebieden (chorologie).
Ging de interesse in de verschillende geografische wetenschappen voorheen voornamelijk uit naar vormen (morfologie van landschappen, nederzettingen enz.) en structuren, tegenwoordig richt zij zich evenzeer op de processen die de bestaande ruimtelijke orde doen veranderen, zoals de urbanisatie, en in toenemende mate ook op toekomstige ontwikkelingen (voorts zie Planologie).