(Fr.: flexographie; Du.: Flexodruck: Eng.: flexographic process), vorm van rotatieve hoogdruk voor materiaal van de rol.
Het bijzondere van deze techniek is, dat gedrukt wordt van flexibele reliëfplaten en dat de drukinkt een sneldrogende vloeistof met een lage viscositeit is. Het drogen geschiedt op basis van verdamping. De eerste aanzet tot de flexografie ligt rond 1905. Men begon toen met een soort drukinkt die in hoofdzaak bestond uit een oplossing van anilinekleurstof in een colloïdale oplossing van een filmvormende hars (schellak) op basis van een geschikte alcohol. Dientengevolge kreeg deze druktechniek de naam van anilinedruk.Afgezien van de zeer recent geïntroduceerde foto-elastomeren die directe fototechnische vervaardiging van flexibele reliëfdrukvormen mogelijk maken, bestaan de drukvormen voor flexografie uit duplicaten van clichés. In de jaren twintig begon men met gebruikmaking van duplicaten die vervaardigd waren van rubber (thans zowel van natuurlijke als van synthetische rubber). Ondanks alle wijzigingen die de flexografie in de loop van de jaren heeft ondergaan, blijven veelzijdigheid en concurrerende prijzen de belangrijkste voordelen van deze techniek in vergelijking met de andere grafische technieken.
Rond 1960 werd nog vrijwel aangenomen dat flexografie niet geschikt gemaakt zou kunnen worden voor het drukken van kleurenreprodukties. Men kon zich toen niet voorstellen dat het daartoe noodzakelijke afpersen en ininkten van kleine dicht bij elkaar staande flexibele reliëfelementen ooit mogelijk gemaakt zou worden. Het tegendeel is echter waar gemaakt. De belangrijkste wijzigingen hebben plaatsgevonden op het gebied van de samenstelling van de elastomere massa enerzijds en op dat van de machinebouw anderzijds.
Drukpersen voor de flexografie zijn zonder uitzondering rotatiepersen die samengesteld zijn uit een aantal (één tot zes) gelijksoortige eenheden. Elke eenheid bestaat uit drie elementen: een ininktsysteem, een plaatcilinder en een drukcilinder.