groep elektrische meetinstrumenten waarvan de werking berust op de krachten die twee stroomvoerende spoelen op elkaar uitoefenen.
Van deze spoelen is er één, veelal in twee delen opgesplitst, vast opgesteld (spoel I in de afbeelding). Deze wekt een magnetisch veld op ter plaatse van de draaibaar opgestelde spoel (II). Spoel II wordt door een veerelement naar een nulstand gedreven. Noemt men de stromen die door de vaste en de draaibare spoel vloeien resp. i1 en i2, dan ondervindt spoel II een moment:
T = C(𝜗)i1i2
waarin de evenredigheidsfactor C door de stijfheid van de veer wordt bepaald en ook afhangt van de positie van de spoel in het magnetisch veld en dus van de uitwijking 𝜗. Het instrument kan voor verschillende doeleinden gebruikt worden, bijv. als stroommeter. In dat geval worden de vaste en de draaibare spoel in serie geschakeld, zodat i1 = i2 = i. Voor het koppel geldt dan T = C(𝜗) i2, zodat een instrument ontstaat met een kwadratische schaal, dat voor gelijkstroom kan worden gebruikt, maar ook op de effectieve waarde van een wisselstroom reageert. Belangrijkste toepassing van het instrument is echter de wattmeter, waarmee het elektrische vermogen kan worden gemeten, dat in een elektrisch apparaat wordt opgenomen.
De gevoeligheid van deze instrumenten kan worden vergroot door het gebruik van een circuit van zacht magnetische materialen. Hiermee kan men bereiken dat bij een gegeven stroom i1 door de vaste spoel de sterkte van het opgewekte magnetische veld en daardoor het koppel groter wordt. Deze instrumenten noemt men wel ferrodynamische meetinstrumenten.