(Fr.: eau des dunes; Du.: Dünenwasser; Eng.: dune water), het zoete grondwater van de duinen.
De neerslag op de duinen beweegt zich door het zand omlaag en drukt de zoutwaterspiegel van de zee naar alle richtingen terug, zodat zich een ‘zoetwaterzak’ vormt die in hydrostatisch evenwicht verkeert met het zeewater.Het zoete water wordt door het zoute, dat een grotere dichtheid heeft, tot op een bepaalde hoogte boven het zeeniveau gedrukt. Deze voorstelling wordt gecompliceerd om de volgende redenen:
1. de begrenzing tussen zoet en zout water wordt niet gevormd door een scherp begrensd vlak maar door een brakwaterzone;
2. de zeestand verandert steeds door o.a. eb en vloed;
3. het duinwater stroomt voortdurend zeewaarts en naar de polders af; en
4. in de duinen komen behalve grove, goed doorlaatbare zandlagen ook vrijwel ondoorlaatbare kleiveen- en leemlagen voor.
Het infiltrerende neerslagwater zal deels door de moeilijk doorlatende lagen worden tegengehouden en zijwaarts afstromen (freatisch water), deels verder omlaag zakken en het artesische grondwater voeden. Uiteindelijk stroomt ook dit water zijdelings af naar zee en naar de polders. Voor de winning van freatisch duinwater maakt men gebruik van draineerkanalen, doch meestal van draineerbuizen. Het water in de diepe ondergrond der duinen, het artesische grondwater, bereikt men met verticale, geboorde putten. Voor het oppompen zijn verschillende typen diepwelcentrifugaalpompen ontwikkeld, veelal met een direct gekoppelde motor. Waar de natuurlijke aanvulling van de voorraad grondwater bij het stijgende waterverbruik tekort is gaan schieten, wordt op steeds grotere schaal overgegaan tot kunstmatige aanvulling door rivierwater in duingebieden te pompen.