(Fr.: détonation; Du.: Detonierung; Eng.: detonation), in het algemeen een heftige explosie; bij springstoffen een vorm van heterogene explosie, waarbij de explosieve stof chemisch wordt omgezet doordat een detonatiegolfde stof doorloopt met een detonatiesnelheid die bij gassen 1500...3000 m s−1 bedraagt en bij vloeistoffen en vaste stoffen 2000...9000 m s−1.
Een detonatiegolf is een schokgolf die bij het passeren de stof ter plaatse snel samenperst, waardoor deze plotseling in temperatuur stijgt en reageert. De golf doorloopt met onverminderde snelheid de gehele stof wanneer zij eenmaal ergens is begonnen (exploderend slagpijpje, elektrische vonk).
Daar de voortsnellende reactiezone slechts 0,1...10 mm dik is, moet de reactie snel kunnen verlopen, bijv. in 2 × 10−7 s. Een springlading van 1000 kg trotyl kan in 10−4 s volledig detoneren. Bij een detonatie van vloeistoffen en vaste stoffen ontstaan ter plaatse drukken van (1...4) × 105 maal de atmosferische druk. Bij detonatie van gassen is de piekdruk veel lager. Voorts zie Explosie.
In de motortechniek is detonatie een eigenlijk onjuiste naam voor de ongewenste homogene explosie die ‘kloppen’ (soms pingelen) veroorzaakt. In een vonkontstekings(otto)motor plant de reactie zich door het benzine-luchtmengsel veel langzamer voort dan bij een echte detonatie; deze vorm van explosie in een motor wordt meestal progressieve verbranding genoemd. Daarbij wordt het gasmengsel vóór de reactiezone samengedrukt door de expanderende reactieprodukten in en achter deze zone. Door deze betrekkelijk langzame compressie van het gasmengsel (eindgas) kan dit zodanig worden verwarmd, dat het plotseling in zijn geheel tot een homogene explosie komt. De daaraan gepaard gaande snelle drukverhoging veroorzaakt het ‘kloppen’. Het klopgeluid komt door trilling in de motordelen ten gevolge van de snelle drukstijging, evt. hoge tonen (pingelen) door gastrillingen in de verbrandingsruimte.