(Fr.: largeur; Du.: Breidte; Eng.: breadth), de dwarsafmeting van een object; tevens zie Lengte.
Voorts wordt een der beide coördinaten waarmee de positie van een punt op een bol of aan de hemelsfeer wordt vastgelegd, met breedte (Fr.: latitude; Eng.: latitude) aangeduid: de boogafstand waarop het bedoelde punt ligt ten noorden (noorderbreedte) of ten zuiden (zuiderbreedte) van een evenaar (equator) die men over de bol heeft getrokken. Men onderscheidt o.a. de geografische breedte (de hoek tussen de normaal van een plaats op de aardbol en het equatorvlak), de geocentrische breedte (de hoek tussen de lijn getrokken vanuit het desbetreffende punt op de aardbol naar het middelpunt van de aarde en het equatorvlak), de astronomische breedte (de hoek vanuit het middelpunt van de aardbol tussen de richting van een hemellichaam en het eclipticavlak), en de hemelbreedte (de hoek tussen de normaal van een waarnemer en het equatorvlak) enz.